Grenzenloses Tanzvergnügen
Lentikularbild Lambertihof
Auftritte des Gronauer Konzertorchesters und des städtischen Musikvereins im Apollo-Theater, 1935 und 1953, Stadtarchiv Gronau
Alfred Dragstra
Alfred Dragstra ist die Leidenschaft für die Musik in die Wiege gelegt. Schon mit zwölf Jahren spielt er im Gronauer Konzertorchester und bei der Enscheder Opern- und Operetten Gemeinschaft (EOOG) verschiedene Instrumente, meist jedoch die Geige. Nach einer kaufmännischen Lehre absolviert er in Mittenwald eine Ausbildung zum Geigenbauer und steigt in das väterliche Geschäft, das Musikhaus Dragstra mit der Geigenbauwerkstatt ein. Daneben macht er Tanz- und Kammermusik, dirigiert den evangelischen Kirchenchor sowie die Stadtkapelle. In seiner Freizeit schreibt er Kompositionen, engagiert sich im Kulturleben der Stadt. 1993 erhält Alfred Dragstra für seine Verdienste den Kulturpreis der Stadt Gronau. Zehn Jahre später ehrt ihn die Stadt sogar mit der Benennung eines Platzes mit seinem Namen.Alfred Dragstra krijgt de passie voor muziek met de paplepel ingegoten. Al op zijn twaalfde speelt hij in het Gronauer Konzertorchester en bij de Enscheder Oper und Operetten Gemeinschaft (EOOG) diverse instrumenten, maar meestal de viool. Na een handelsopleiding voltooit hij in Mittenwald een opleiding tot vioolbouwer en treedt met het vioolbouwatelier toe tot de zaak van zijn vader, Musikhaus Dragstra. Daarnaast speelt hij dans- en kamermuziek, dirigeert het protestante kerkkoor en het stadsorkest. In zijn vrije tijd schrijft hij composities en is betrokken bij het culturele leven van de stad. In 1993 ontvangt Alfred Dragstra voor zijn verdiensten de cultuurprijs van de stad Gronau. Tien jaar later eert de stad hem zelfs met een naar hem vernoemd plein.
Gesellschaft Erholung
Die Gesellschaft Erholung ist eine Clubgesellschaft, wie es sie häufig in den Städten des Deutschen Reiches ab der zweiten Hälfte des 19. Jahrhunderts gibt. Gegründet von bürgerlichen Vereinen und Industriellen, verstehen die Mitglieder ihren Club als kulturellen Mittelpunkt des gesellschaftlichen Lebens. In Gronau sind es auch die Textilbarone mit niederländischen Wurzeln, die sich um das kulturelle Angebot im Klub verdient machen. Zentral ist für die Männer der Oberschicht der niveauvolle Austausch bei einer Partie Karten oder Billard. Die Räumlichkeiten des Clubs stehen verschiedenen Gronauer Vereinen und Musikgruppen für Veranstaltungen und Aufführungen zur Verfügung, die auch von Nicht-Mitgliedern besucht werden können.De Gesellschaft Erholung is een club, zoals er veel zijn in de steden van het Duitse rijk vanaf de tweede helft van de 19e eeuw. Opgericht door burgerlijke verenigingen en industriëlen, beschouwen de leden hun club als het culturele middelpunt van het maatschappelijk leven. In Gronau zijn het ook de textielbaronnen met Nederlandse wortels, die zich jegens het culturele aanbod in de club verdienstelijk maken. Centraal staat voor de mannen uit de bovenlaag van de bevolking de gedachtewisseling van niveau tijdens een potje kaarten of biljarten. De ruimtes van de club staan ter beschikking van verschillende Gronause verenigingen en muziekgroepen voor evenementen en opvoeringen, die ook door niet-leden kunnen worden bezocht.Foto: Clubgebäude der Gesellschaft Erholung 1908, Sammlung Club Gesellschaft Erholung
Alfred Klose
Der 1903 im Elsass geborene Klose zeigt schon in jungen Jahren, dass die Geige zu ihm gehört – wie das Foto seines Passes belegt. Nach dem ersten Weltkrieg zieht es seine Familie nach Gronau. Der junge Geiger beginnt ein Musikstudium in Münster. Doch die Zeiten für Berufsmusiker sind schlecht, so dass Klose nebenberuflich musiziert. Er tritt in verschiedenen Lokalitäten in Gronau und Enschede auf, spielt im Gronauer Konzertorchester und gründet gemeinsam mit Pieter Herfst die Enscheder Operettengemeinschaft (EOOG). Seine Leidenschaft ist die klassische Musik, doch Alfred Klose ist flexibel. Er rührt sein Publikum mit anspruchsvoller Musik zu Tränen. Mit Jazz und Schlager holt er es auf die Tanzfläche.De in 1903 in de Elzas geboren Klose laat al op jonge leeftijd zien dat de viool bij hem hoort – zoals de foto in zijn paspoort laat zien. Na de Eerste Wereldoorlog verhuist hij met zijn familie naar Gronau. De jonge violist begint aan een muziekstudie in Münster. Maar de tijden zijn slecht voor beroepsmusici, zodat de muziek voor Klose een bijbaan wordt. Hij treedt op in verschillende gelegenheden in Gronau en Enschede, speelt in het Gronauer Konzertorchester en richt samen met Pieter Herfst de Enscheder Oper und Operetten Gemeinschaft (EOOG) op. Zijn passie is de klassieke muziek, maar Alfred Klose is flexibel. Hij beweegt zijn publiek tot tranen met verfijnde muziek. Met jazz en schlagers lokt hij het naar de dansvloer.Signierte Autogrammkarte von Alfred Klose, 1934, Sammlung Hagemann Reproduktion des Reisepasses von Alfred Klose, 1918, Sammlung Hagemann Notenrepertoire von Alfred Klose, undatiert, Sammlung Hagemann
Kapelle Klose
Gemeinsam gründen Alfred Klose, Richard Moritz und der Niederländer Pieter Herfst in den 1930er Jahren die Kapelle Klose. Mit Violine, Cello und Piano bieten sie die typische Besetzung eines Salonorchesters. Wenn Tanzmusik gewünscht ist, greifen sie aber auch zum Saxofon. Neben zahlreichen Auftritten spielen sie beim Betriebsfest der Fabriek Bernard van Delden. Auch der Gronauer Fabrikantenclub Gesellschaft Erholung engagiert die Kapelle.Gezamenlijk richten Alfred Klose, Richard Moritz en de Nederlander Pieter Herfst in de jaren 30 het orkest Klose op. Met viool, cello en piano bieden zij de typische bezetting van een salonorkest. Als er om dansmuziek wordt gevraagd, zetten zij echter ook de saxofoon in. Naast talrijke optredens spelen ze bij het bedrijfsfeest van de fabriek Bernard van Delden. Ook de Gronause fabrikantenclub Gesellschaft Erholung engageert het orkest.Autogrammkarte Kapelle Alfred Klose, Sammlung Hagemann
Nora Stroink
Nora Stroink kommt 1903 als jüngste von fünf Töchtern auf die Welt. Ihr Vater Julius Stroink ist gemeinsam mit seinem Neffen Jan, Begründer der Textilfabriken De groote Stroom und der Westfälischen Baumwollspinnerei in Gronau. Nach einem Musikstudium in Hannover kehrt Nora nach Gronau zurück und erteilt in der elterlichen Villa an der Enscheder Straße Geigen- und Klavierunterricht. Das Fräulein Nörchen, wie sie ihre Schüler liebevoll nennen, beteiligt sich außerdem rege am Gronauer Kulturleben. Sie ist Mitglied im Gronauer Streichquartett, im städtischen Musikverein und im Konzertorchester. Sie spielt im Theaterkreis des Clubs Gesellschaft Erholung mit und ist Gründungsmitglied der Enscheder Opern- und Operettengemeinschaft. Nora Stroink stirbt 1984.Nora Stroink komt in 1903 als jongste van vijf dochters ter wereld. Haar vader Julius Stroink is samen met zijn neef Jan oprichter van de textielfabrieken De groote Stroom en de Westfälische Baumwollspinnerei in Gronau. Na een muziekstudie in Hannover keert Nora terug naar Gronau en geeft in haar ouderlijke villa aan de Enscheder Straße viool- en pianoles. Fräulein Nörchen, zoals haar leerlingen haar liefdevol noemen, neemt bovendien actief deel aan het culturele leven in Gronau. Ze is lid van het Gronauer Streichquartett, van de gemeentelijke muziekvereniging en van het Konzertorchester. Ze speelt mee in de theaterkring van de Gesellschaft Erholung van de club en is oprichtend lid van de Enscheder Oper und Operetten Gemeinschaft. Nora Stroink sterft in 1984
Hans-Martin Majewski
Der Filmkomponist Hans-Martin Majewski schreibt Ende der 1930er Jahre die Musik zur Operette Insel der Träume. Sie wird 1938 im Gronauer Apollo-Theater mit Laienschauspielern uraufgeführt. Die Beauftragung mit der Musikproduktion für von Ostaus Operette und die darauffolgende Zusammenarbeit ist der Beginn einer langen Verbundenheit beider Künstler. Während von Ostaus kulturelle Karriere ab 1945 stagniert, nimmt Majewskis Karriere erst Fahrt auf. Hans-Martin Majewski entwickelt sich nach seiner Rückkehr aus der Kriegsgefangenschaft zu einem sehr erfolgreichen Komponisten von Film- und Fernsehproduktionen. Zu seinen bekanntesten Musikstücken gehören die Melodien der Immenhof-Filmreihe aus den 1950er Jahren.De filmcomponist Hans-Martin Majewski schrijft aan het einde van de jaren 30 de muziek voor de operette Insel der Träume. De première vindt in 1938 in het Gronause Apollo-Theater met amateurtoneelspelers plaats. De opdracht voor de muziekproductie voor Von Ostaus operette en de daaropvolgende samenwerking is het begin van een lange verbondenheid tussen beide artiesten. Terwijl Von Ostaus culturele carrière vanaf 1945 stagneert, komt Majewski’s carrière pas echt op stoom. Hans-Martin Majewski ontwikkelt zich na zijn terugkeer uit krijgsgevangenschap tot een zeer succesvol componist van film- en televisieproducties. Tot zijn bekendste muziekstukken behoren de melodieën van de Immenhof-filmserie uit de jaren 50.Foto Hans-Martin Majewski, www.kino.de Foto Hans-Martin Majewski, 1938, Sammlung Majewski
Apollo-Theater
Die „Lichtspiele Westfälischer Hof“ in der Mühlenmathe verfügen seit 1912 über eine Kino-Lizenz. Der Saal bietet 1921 insgesamt 293 Plätze. Parallel zur nationalsozialistischen Machtübernahme wird aus dem Stummfilm-Angebot ein zeitgemäßes Kino mit Tonfilmangebot. Ab 1934 firmiert das Kino unter dem langjährigen Namen „Apollo-Theater“. Die von Willy Lindenbaum durchgeführten Renovierungen ermöglichen neben dem Kinobetrieb auch Konzert- und Theatervorführungen. So können auch größere Produktionen z.B. vom städtischen Musikverein oder dem Gronauer Konzertorchester aufgeführt werden. Ein Höhepunkt ist die Uraufführung der Operette Insel der Träume im Jahr 1938.Die außerdem unter dem Dach des Kinos befindliche Apollo-Stuben, ein Tanz- und Abendlokal, runden das Angebot ab. Bis zum Ausbruch des 2. Weltkrieges wird ein vielfältiges internationales Unterhaltungsprogramm angeboten.Nach 1945 wird das „Apollo-Theater“ zum festen Spielort der Gronauer Kulturgemeinde und ihrer Nachfolgeinstitution, des 1948 gegründeten Kulturrings. Das Abendlokal erlebt in der vom Jazz geprägten Tanzmusikszene der 1950er Jahre eine zweite Blütezeit.De “Lichtspiele Westfälischer Hof“ in de Mühlenmathe hebben sinds 1912 een bioscooplicentie. De zaal heeft in 1921 in totaal 293 zitplaatsen. Parallel aan de nationaalsocialistische machtsovername verandert het aanbod aan stomme films in een moderne bioscoop met een aanbod aan geluidsfilms. Vanaf 1934 bestaat de bioscoop onder de jarenlange naam “Apollo-Theater“. De door Willy Lindenbaum uitgevoerde renovaties zorgen ervoor dat er niet alleen films kunnen worden vertoond, maar ook concerten en theatervoorstellingen worden uitgevoerd. Zo kunnen ook grotere producties bijvoorbeeld door de gemeentelijke muziekvereniging of het Gronauer Konzertorchester worden opgevoerd. Een hoogtepunt is de eerste uitvoering van de operette Insel der Träume in 1938.De bovendien in het pand van de bioscoop gevestigde “Apollo-Stuben“, een dans- en avondgelegenheid, vervolledigen het aanbod. Tot het uitbreken van de 2e Wereldoorlog wordt een veelzijdig internationaal amusementsprogramma aangeboden.Na 1945 wordt het “Apollo-Theater“ de vaste speelplek van de “Gronauer Kulturgemeinde“ en de opvolger, de in 1948 opgerichte “Kulturring“. De avondgelegenheid beleeft in de door de jazz gekenmerkte dansmuziekscene van de jaren 50 een tweede bloeitijd.
Portrait von Richard Moritz, undatiert, Sammlung GünnigmannPortret van Richard Moritz, ongedateerd, collectie Günnigmann
Freikarte für die Uraufführung Insel der Träume im Apollo Theater, 1938, Sammlung Hagemann
Schauspielerin in der Rolle der Fliegerin aus der Operette Insel der Träume
Kinosaal im Apollo-Theater, undatiert, Sammlung Hagemann
Repro: Regie- und Soufflierbuch Insel der Träume, undatiert, Sammlung Hagemann
Anzeige der EOOG Insel der Träume, 1938, Sammlung Tubantia
Programmheft Deutsches Volkstheater unter der Leitung von Joachim von Ostau, undatiert, Sammlung Hagemann Werbung für die Textilfabrik van Delden im Programmheft Deutsches Volkstheater unter der Leitung von Joachim von Ostau, undatiert, Sammlung HagemannProgrammaboekje Deutsches Volkstheater onder leiding van Joachim von Ostau, ongedateerd, collectie Hagemann Advertentie voor de textielfabriek van Delden in het programmaboekje Deutsches Volkstheater onder leiding van Joachim von Ostau, ongedateerd, collectie Hagemann
Familie Lindebaum, undatiert, Sammlung Lindebaum
Bestuhlungs-Preisplan des Apollo-Theaters, 1947, Sammlung HagemannPrijsplan van het Apollo-Theater, 1947, collectie Hagemann
Lentikularbild Apollo-Theater
Satzung der Gesellschaft Erholung, 1900, Sammlung Hagemann Anteilsschein der Gesellschaft Erholung, 1908, Sammlung HagemannStatuut van de Gesellschaft Erholung, 1900, Collectie Hagemann Aandeelhouderschap van de Gesellschaft Erholung, 1908, collectie Hagemann
Service und Besteck aus dem Clubhaus der Gesellschaft Erholung, undatiert, Sammlung HagemannServies en besteck van het clubhuis van de Gesellschaft Erholung, ongedateerd, collectie Hagemann
Darstellung der Fassade des Clubhauses der Gesellschaft Erholung, Stadtarchiv Gronau
Joachim von Ostau
Der Berliner Theaterregisseur Joachim von Ostau heiratet 1929 die Gronauer Industriellentochter Erna van Delden. Von Ostau profitiert von den Verbindungen seines Schwiegervaters und kann sich auf den Rückhalt der Familie van Delden verlassen, Inszenierungen unter seiner Leitung am Deutschen Volkstheater in Berlin werden von der Familie van Delden mitfinanziert.De Berlijnse theaterregisseur Joachim von Ostau trouwt in 1929 met de dochter van een Gronause industrieel, Erna van Delden. Von Ostau profiteert van de relaties van zijn schoonvader en kan rekenen op de ondersteuning door de familie Van Delden.
Joachim und Erna von Ostau
1931 verlässt das glamouröse Ehepaar von Ostau Berlin und siedelt sich in Gronau an. Beruflich kommt von Ostau im Familienunternehmen unter. Im Club Erholung kann er seiner Berufung folgen und inszeniert Theaterstücke und Operetten mit örtlichen Schauspielerinnen und Schauspielern. Für die Operette Insel der Träume schreibt er das Libretto. Das Stück wird 1938 im Apollo-Theater uraufgeführt und schafft es auf die Spielpläne von Theatern in Berlin und Zwickau. Trotz einer frühen Mitgliedschaft in NSDAP und SA wird von Ostau 1945 entnazifiziert.Er versucht als zweiter Bürgermeister der Stadt, an die kulturellen Erfolge der Vorkriegszeit anzuknüpfen. Allerdings scheitert sowohl eine politische als auch kulturelle Karriere. Nach der Währungsreform verlässt von Ostau Gronau. Er stirbt 1965.In 1931 vestigt het paar zich in Gronau. Beroepsmatig vindt Von Ostau onderdak in het familiebedrijf. In de club Erholung kan hij zijn roeping volgen en ensceneert toneelstukken en operettes met lokale acteurs en actrices. Voor de operette “Insel der Träume“ schrijft hij het libretto. Het stuk gaat in 1938 in het Apollo-Theater in première en haalt ook het repertoire van theaters in Berlijn en und Zwickau. Ondanks een vroeg lidmaatschap van de NSDAP en de SA wordt Von Ostau in 1945 gedenazificeerd.Hij probeert als loco-burgermeester van de stad aan te haken bij de culturele successen van de vooroorlogse tijd. Zowel zijn politieke als zijn culturele carrière mislukt echter. Na de geldhervorming verlaat Von Ostau Gronau. Hij sterft in 1965.
Porträt Erna und Joachim von Ostau, 1938, Sammlung Hagemann
Villa der Familie von Ostau, undatiert, Sammlung Hagemann
Porträt Nora Stroink, 1950er/1960er Jahre, Sammlung Dengler
Villa der Familie Stroink an der Enscheder Straße, undatiert, Sammlung Hagemann
Anzeige Neueröffnung des Apollo-Theaters, 1934, Archiv der Volksbank Gronau
Musikhaus Dragstra
Der in den Niederlanden geborene Durk Dragstra gründet 1912 in der Gronauer Wallstraße das Musikhaus D. Dragstra. Nach einer Zwischenstation in der Neustraße ist das Geschäft fast 50 Jahre lang in der Bahnhofstraße ein fester Anlaufpunkt für die Musiker der Region. Alfred Dragstra schließt dem Geschäft eine Geigenbauwerkstatt an. Durks älterer Sohn, Rudolf Dragstra gründet in den 1940er Jahren an der Alstätter Straße eine Klavierwerkstatt, die im Krieg einem Bombentreffer zum Opfer fällt. Sie wird an der Gildehauser Straße neu aufgebaut.Nach dem Tod des Vaters übernimmt der jüngere Sohn Alfred den Musikalienhandel und aus Rudolfs Klavierwerkstatt wird das Pianohaus Dragstra mit Verkaufsräumen. Dieser Unternehmenszweig besteht bis heute. Im ehemaligen Lokal des Musikhauses Dragstra und dem Geigenbau-Atelier an der Bahnhofstraße 21 befindet sich heute ein Bistro.De in Nederland geboren Durk Dragstra begint in 1912 in de Gronause Wallstraße het Musikhaus D. Dragstra. Na een tussenstation in de Neustraße is de zaak bijna 50 jaar lang in de Bahnhofstraße een vaste ontmoetingsplaats voor musici uit de regio. Alfred Dragstra voegt aan de zaak een vioolbouwatelier toe. Durks oudste zoon, Rudolf Dragstra, vestigt in de jaren 50 aan de Alstätter Straße een pianoatelier, dat in de oorlog door een bom wordt weggevaagd. Het wordt aan de Gildehauser Straße opnieuw opgebouwd.Na de dood van zijn vader neemt de jongste zoon Alfred de muziekhandel over en Rudolfs pianoatelier wordt Pianohaus Dragstra met verkoopruimtes. Dit onderdeel van het bedrijf bestaat tot op de dag van vandaag.In het voormalige pand van Musikhaus Dragstra en het vioolbouwatelier aan de Bahnhofstraße 21 zit tegenwoordig een bistro.
Lentikularbild Musikhaus Dragstra
Auszug aus Musikinstrumentenkatalog Meinel & Herold Klingenthal, um 1935Uittreksel uit de muziekinstrumentencatalogus Meinel & Herold Klingenthal, circa 1935
Koffergrammophon Electrola Modell 101, 1929
Instrumente die Richard Moritz spielte: Posaune, undatiert, Cello, 2010er Jahre
Auswahl an Instrumenten, die in den 1920er Jahren zum Angebot des Musikhaus Dragstra gehören:Mandoline, 1920er/1930er Jahre Banjo, 1920er/1930er Jahre Salongitarre, undatiert
Durk Dragstra
Durk Dragstra ist gerade ein Jahr alt, als seine Familie 1890 aus den Niederlanden nach Gronau auswandert. Er geht in Epe zur Schule und findet danach Arbeit als Bergmann auf einer Zeche in Marl. Bei einem schweren Arbeitsunfall verliert er sein linkes Bein und ist gezwungen sich beruflich umzuorientieren. Im Selbststudium erlernt er mehrere Instrumente und erwirbt die Qualifikation zum Musikalienhändler. 1912 eröffnet Durk das erste Musikgeschäft mit Instrumentenwerkstatt in Gronau.Als Musiker spielt er im Gronauer Konzertorchester und gründet gemeinsam mit Pieter Herfst die Enscheder Oper und Operetten Gemeinschaft (EOOG). Für die Musiker ist Dragstras Musikalienhandlung auch ein beliebter Treffpunkt, um Erfahrungen und Informationen auszutauschen.Durk Dragstra is net één jaar oud als zijn familie in 1890 vanuit Nederland naar Gronau emigreert. Hij gaat in Epe naar school en vindt daarna werk als mijnwerker in een mijn in Marl. Bij een ernstig arbeidsongeval verliest hij zijn linkerbeen en is gedwongen om zich beroepsmatig te heroriënteren. Door zelfstudie leert hij meerdere instrumenten te bespelen en verwerft de kwalificatie tot muziekhandelaar. In 1912 opent Durk zijn eerste muziekwinkel met instrumentenatelier in Gronau.Als musicus speelt hij in het Gronauer Konzertorchester en richt samen met Pieter Herfst de Enscheder Oper und Operetten Gemeinschaft (EOOG) op. Voor musici is Dragstra’s muziekhandel ook een geliefd trefpunt om ervaringen en informatie uit te wisselen.Foto: Sammlung Hentschel
Rudolf Dragstra (rechts im Bild)
Die Musikalienhandlung Dragstra ist ein Familienunternehmen. Der älteste Sohn Rudolf absolviert eine Klavierbauerlehre in Leipzig und steigt danach in das väterliche Geschäft in Gronau ein. Im Zuge einer Erweiterung eröffnet er in den 1940er Jahren eine Klavierbauwerkstatt an der Altstätter Straße. Ein Bombenangriff zerstört das Gebäude, verletzt ihn schwer. Doch Rudolf steht wieder auf. Er eröffnet eine neue Werkstatt an der Gildehauser Straße und absolviert die Meisterprüfung in Klavier- und Cembalobau.Seine niederländischen Wurzeln sowie seine Zweisprachigkeit erleichtern ihm die Arbeit auf beiden Seiten der Grenze. Die Schouwburg in Enschede engagiert ihn als Konzertstimmer. Er geht mit dem Overijsseler Philharmonisches Orchester auf Tournee und arbeitet für internationale Künstler. In den 1970er Jahren steigt sein Sohn Klaus Dragstra in das Pianohaus Dragstra ein.De muziekhandel Dragstra is een familiebedrijf. De oudste zoon Rudolf voltooit een vakopleiding tot pianobouwer en treedt daarna toe tot de zaak van zijn vader in Gronau. In het kader van een uitbreiding opent hij in de jaren 50 een pianobouwatelier aan de Altstätter Straße. Een bombardement vernietigt het gebouw en verwondt hem ernstig. Maar Rudolf staat weer op. Hij opent een nieuw atelier aan de Gildehauser Straße en behaalt het vakdiploma voor piano- en cembalobouw.Zijn Nederlandse wortels en zijn tweetaligheid vergemakkelijken zijn werk aan beide zijden van de grens. De schouwburg in Enschede engageert hem als concertstemmer. Hij gaat met het Overijssels Philharmonisch Orkest op tournee en werkt voor internationale artiesten. In de jaren 70 stapt zijn zoon Klaus Dragstra in het Pianohaus Dragstra.
Komposition Rüenberger Fantasie (Gedanken über einen Waldgottesdienst) von Alfred Dragstra, 1961, Sammlung Hentschel und DragstraCompositie Rüenberger Fantasie (Gedanken über einen Waldgottesdienst) door Alfred Dragstra, 1961, collectie Hentschel en Dragstra
Türglocke des Laden Dragstra, undatiert, Sammlung Hentschel und DragstraDeurbel van de winkel Dragstra, ongedateerd, collectie Hentschel en Dragstra
Notenschränke Alfred Klose, undatiert, Sammlung HagemannNotenkasten Alfred Klose, ongedateerd, collectie Hagemann
Konzertkritiker
Der Lehrer Dr. Eduard Sattler berichtet für die Gronauer Nachrichten von den Kulturveranstaltungen vor Ort. Die zahlreichen Konzertkritiken aus den Jahren 1928 bis in die 1960er Jahre sind sehr ausführlich. Sie stellen stets das künstlerische Wirken in den Mittelpunkt. Deutlich erkennbar in den Artikeln ist bis Kriegsende die nationalsozialistische Propaganda, der sich die Berichterstatter von Kulturveranstaltungen unterwerfen müssen.Nach 1945 engagiert sich Eduard Sattler in vielen Bereichen des städtischen Kulturlebens. Er wird zum Städtischen Musikbeauftragten ernannt und Förderer des Kulturrings.De leraar dr. Eduard Sattler doet voor de Gronauer Nachrichten verslag van de culturele evenementen ter plaatse. De talrijke concertrecensies uit 1928 tot en met de jaren 60 zijn zeer uitvoerig. Ze stellen telkens de artistieke werking centraal. Duidelijk herkenbaar in de artikelen is tot het einde van de oorlog de nationaalsocialistische propaganda, waaraan de verslaggevers van culturele manifestaties zich moeten onderwerpen. Na 1945 engageert Eduard zich op vele gebieden van het culturele stadsleven. Hij wordt benoemd tot Städtischer Musikbeauftragter en beschermer van de Kulturring.
Zeitungsartikel, Sammlung Christa Sattler
Das kulturelle Programm in Gronau ist seit 1933 größtenteils national geprägt. Aufführungen in Zusammenarbeit mit der NS-Gemeinschaft „Kraft durch Freude“ werden die Regel und sind bald die einzige Möglichkeit kulturellen Ereignissen beizuwohnen. Musikabende sind nun in einem politischen Kontext durchzuführen, Feiertage werden nach strengem Ablauf mit Marschmusik und Fackelzügen organisiert und die ortseigenen Musikvereine spielen Wagner und Beethoven zur Erbauung der deutschen Jugend und Arbeiterschaft.Die 1939 im Saal Lilienfeld in Gronau aufgeführte Chorfeier „Segen der Erde“ des Komponisten Paul Grabner, der sich in dieser Zeit mit völkischen Kompositionen in den Dienst der Nationalsozialisten stellt, ist ein typisches Beispiel für die von der Kraft durch Freude organisierten Kulturveranstaltungen.Het culturele programma in Gronau is sinds 1933 grotendeels nationaal. Optredens in samenwerking met de nazi-gemeenschap "Kraft durch Freude" worden de regel en zullen binnenkort de enige manier zijn om culturele evenementen bij te wonen. Muziekavonden worden nu gehouden in een politieke context, feestdagen worden georganiseerd volgens een strikt schema met marsmuziek en fakkeltochtstoeten en de lokale muziekclubs spelen Wagner en Beethoven voor de opbouw van de Duitse jeugd en arbeiders.De muziekstuk Zegening van de aarde van de componist Paul Grabner, uitgevoerd in 1939 in de zaal Lilienfeld in Gronau, die zich in die tijd ten dienste stelde van de nationaalsocialisten met völkische composities, is een typisch voorbeeld van de culturele evenementen georganiseerd door Kraft durch Freude.
Eintrittskarte Chorfeier Segen der Erde, 1939, Sammlung Stadtarchiv
Programm des Konzert-Orchesters, Tonhalle Lilienfeld, 1934, Stadtarchiv GronauProgramma van het Konzertorchestra, Tonhalle Lilienfeld, 1934, Stadtarchiv Gronau
Anzeige, Erstes Kriegs-Winter-Hilfs-Werk-Wunsch Konzert in der Tonhalle Lilienfeld, undatiert, Stadtarchiv GronauAdvertentie, Oorlogswinterhulpwerk, Concert in de Tonhalle Lilienfeld, Stadtarchiv Gronau
Parteiveranstaltung der NSDAP in der Tonhalle Lilienfeld, 1933, Stadtarchiv GronauPartijbijeenkomst van de NSDAP in de Tonhalle Lilienfeld, 1933, Stadtarchiv Gronau
Bernhard Scheffer
Bernhard Scheffer initiiert und unterstützt zahlreiche musikalische Institutionen in Gronau.1923 übernimmt er die Leitung des städtischen Musikvereins. 1933 wird der Chor als Volkschor gleichgeschaltet. Nach der Neugründung 1945 bleibt Scheffer bis 1962 dessen Dirigent. Auch an der Gründung des Gronauer Streichquartetts Anfang der 1920er Jahre ist Scheffer beteiligt.Hier spielt er Viola, in den 1930er Jahren zumeist mit Richard Moritz (Cello), Gerhard Beine (Violine) und Nora Stroink (Violine). Konzerte in dieser Instrumentenkombination sind sehr beliebt, so dass das Quartett häufig zu feierlichen Anlässen engagiert wird. Das Streichquartett ist die Keimzelle des Gronauer Konzertorchesters, das den städtischen Musikverein ab 1932 musikalisch unterstützt.Bernhard Scheffer initieert en ondersteunt talrijke muzikale instituten in Gronau. In 1923 neemt hij de leiding over van de gemeentelijke muziekvereniging. In 1933 wordt het koor door de Gleichschaltung het volkskoor. Na de heroprichting in 1945 blijft Scheffer tot 1962 de dirigent van het koor.Ook aan de oprichting van het Gronauer Streichquartett in het begin van de jaren 20 neemt Scheffer deel. Hier speelt hij altviool, in de jaren 30 meestal met Richard Moritz (cello), Gerhard Beine (viool) en Nora Stroink (viool). Concerten met deze instrumentencombinatie zijn zeer populair, zodat het kwartet vaak voor een feestelijke aanleiding wordt geëngageerd. Het strijkkwartet is de kiem van het Gronauer Konzertorchester dat de gemeentelijke muziekvereniging vanaf 1932 muzikaal ondersteunt.
Das Gronauer Streichquartett mit Richard Moritz, Gerhard Beine, Nora Stroink und Bernhard Scheffer (v.l). 1938, Sammlung HagemannHet Gronauer strijkkwartet met Richard Moritz, Gerhard Beine, Nora Stroink en Bernhard Scheffer (v.l). 1938, collectie Hagemann
Ausweis der Reichsmusikkammer für Gerhard Beine, 1930er, Sammlung HagemannEntreekaart van de rijksmuziekkamer voor Gerhard Beine, 1930, collectie Hagemann
Das Gronauer Konzertorchester in der Schulaula, 1936, Sammlung DragstraHet Gronauer Concertorkest in de Schulaula, 1936, collectie Dragstra
Gerhard Beine
Der Geiger Gerhard Beine wird 1913 in Gronau geboren. Seit frühester Jugend ist er ein wichtiger Teil der Gronauer Musikerszene. Er wirkt sowohl im Streichquartett als auch im Gronauer Musikorchester mit und tritt als Unterhaltungsmusiker auf. Zahlreiche Konzertbesprechungen in der örtlichen Zeitung bescheinigen ihm ein außergewöhnliches Können. Die Anzeige aus den Gronauer Nachrichten aus dem Jahr 1938 belegt außerdem, dass Gerhard Beine als Violinenlehrer tätig ist.De violist Gerhard Beine wordt in 1913 in Gronau geboren. Sinds zijn vroegste jeugd is hij een belangrijk onderdeel van de Gronause muziekscene. Hij werkt zowel mee in het strijkkwartet als in het Gronauer Musikorchester en treedt op als amusementsmusicus. Talrijke concertbesprekingen in de lokale krant bevestigen zijn buitengewone talent. De advertentie in de Gronauer Nachrichten uit 1938 toont bovendien aan dat Gerhard Beine als vioolleraar actief is.
Leinwanderfolg
Die Operette Die Blume von Hawaii wird zweimal verfilmt. Im Jahr 1932/33 mit Marta Eggerth und Hans Fidesser in den Hauptrollen. 1952 gelingt Géza von Cziffra ein Remake mit William Stelling und Maria Litto in den Hauptrollen. Die Musik der Operette, die schon 1931 in Gronau das Publikum begeisterte, beschwingt das Kinopublikum in beiden Versionen.De operette Die Blume von Hawaii wordt twee keer verfilmd. In 1932/33 met Marta Eggerth en Hans Fidesser in de hoofdrollen. In 1952 lukt het Géza von Cziffra een remake te maken met William Stelling en Maria Litto in de hoofdrollen. De muziek van de operette, die al in 1931 in Gronau het publiek verrukte, bezielde het bioscooppubliek in beide versies.
Illustrierter Film-Kurier Die Blume von Hawaii, 1930er Jahre
Illustrierter Film-Kurier Die Blume von Hawaii, 1953
Die Blume von Hawaii
Die Aufführung der berühmten Operette Die Blume von Hawaii des ungarisch-deutschen Komponisten Paul Abraham bringt das Flair der „großen weiten Welt“ in die Gronauer Gaststätte Lilienfeld. Der Komponist Abraham ist jüdischer Herkunft und muss vor der Verfolgung der Nationalsozialisten ins Ausland fliehen. Die Aufführung im Jahr 1931 ist wahrscheinlich eine der letzten Produktionen eines jüdischen Künstlers. Ab 1933 sind seine Werke verboten.De opvoering van de beroemde operette Die Blume von Hawaii van de Hongaars-Duitse componist Paul Abraham brengt de flair van de “grote wijde wereld“ naar de Gronause horecagelegenheid Lilienfeld. De componist Abraham is van joodse herkomst en moet voor de vervolging van de nationaalsocialisten naar het buitenland vluchten. De opvoering in 1931 is waarschijnlijk een van de laatste producties van een joodse kunstenaar. Zijn werken zijn vanaf 1933 verboden.
Internationaler Star
Die Interpretation der Blume von Hawaii des österreichischen Opernsängers Richard Tauber (1891-1948) in einer Aufnahme aus 1931. Auch Richard Tauber musste wegen jüdischer Vorfahren während der NS-Herrschaft Deutschland verlassen, um einer Verfolgung zu entgehen.De interpretatie van Die Blume von Hawaii van de Oostenrijkse operazanger Richard Tauber (1891-1948) in een opname uit 1931. Ook Richard Tauber moest vanwege joodse voorvaders tijdens de heerschappij van de nazi's Duitsland verlaten om aan vervolging te ontsnappen.
Zigarettenbildchen von Richard Tauber, 1930er Jahre
Schellackplatte, Die Blume von Hawaii, 1930er Jahre
Die Tonhalle Lilienfeld
Das „Deutsche Haus“ von Reinhard Lilienfeld, zwischen Mühlenmathe und Enscheder Straße gelegen, besitzt den größten Saal der Stadt Gronau, die „Tonhalle“. Nach 1918 bietet der Betreiber Lilienfeld ein vielfältiges Konzert-, Theater- und Operettenprogramm an. Aber auch Boxkämpfe und politische Veranstaltungen finden hier ebenso selbstverständlich statt. Die Zerstörung des Saals im Zweiten Weltkrieg hinterlässt im Gronauer Kulturleben für Jahrzehnte eine Lücke. Bis heute ist das Grundstück unbebaut.Het Deutsche Haus“van Reinhard Lilienfeld, gelegen tussen Mühlenmathe en Enscheder Straße, heeft de grootste zaal van de stad Gronau, de Tonhalle. Na 1918 biedt de exploitant Lilienfeld een veelzijdig concert-, theater- en operetteprogramma aan. Maar ook bokswedstrijden en politieke bijeenkomsten vinden hier eveneens vanzelfsprekend plaats. De vernietiging van de zaal in de Tweede Wereldoorlog laat in het Gronause culturele leven gedurende decennia een leegte achter. Tot op heden is het perceel onbebouwd.
Foto Paul Abraham, Alamy E0RRA2
Bandoneon mit Verkaufsschildchen des Laden Dragstra, undatiert, Sammlung Hentschel und DragstraBandoneon met uithangbord van de winkel Dragstra, ongedateerd, collectie Hentschel en Dragstra
Fotos und Autogrammkarten von Johannes Heesters, 1939.
Johannes Heesters
Johannes - Jopie - Heesters wird 1903 in den Niederlanden geboren. Der überwiegend im deutschsprachigen Ausland arbeitende Sänger und Schauspieler. Seit 1932 spielt er in unzähligen Filmen, hauptsächlich Operettenverfilmungen und Musikfilmen, wie Der Bettelstudent, Im weißen Rösl oder Die Fledermaus. Als Heesters im Altern von 108 Jahren 2011 stirbt kann er der beliebte Künstler auf ein bewegtes Leben zurückblicken.Johannes - Jopie - Heesters werd in 1903 in Nederland geboren. De zanger en acteur werkt voornamelijk in Duitstalige landen. Sinds 1932 speeld hij in talloze films, voornamelijk verfilmingen van operettes en muziekfilms zoals Der Bettelstudent, Im Weißen Rösl of Die Fledermaus. Toen Heesters in 2011 op 108-jarige leeftijd overleed, kan de populaire kunstenaar terugkijken op een bewogen leven.
Foto Johannes Heesters, Alamy 2A75DAN
Enscheder Oper und Operetten Gemeinschaft E.O.O.G.
Der Verein wird 1935 gegründet. Er ist in der Vielzahl der niederländischen Musikvereine der Einzige, der eine grenzüberschreitende Kooperation wagt und sich der Oper- und der Operettenmusik widmet. Pieter Herfst ist der federführende Akteur sowohl Gründer als auch Dirigent.Besonders die Mitglieder des Club Erholung aus Gronau spielen bei den Aufführungen wichtige Rollen. So zeichnen Pieter Herfst und Joachim von Ostau für das Programm verantwortlich. Durk Dragstra, Alfred Klose, Nora Stroink und viele weitere bringen die musikalische Professionalität mit.Ab 1937 wird bei der E.O.O.G. kein Stück eines jüdischen Komponisten mehr aufgeführt. 1938 feiert die Eigenkomposition von Joachim von Ostau und Hans-Martin Majewski, Die Insel der Träume, im Apollo-Theater Premiere. Mit dem Beginn des zweiten Weltkriegs 1939 endet die grenzüberschreitende Tätigkeit der E.O.O.G. An die Erfolge der 1930er Jahre kann die E.O.O.G allerdings nicht anknüpfen.De vereniging wordt in 1935 opgericht. Het is van het grote aantal Nederlandse muziekverenigingen de enige die een grensoverschrijdende samenwerking waagt en zich bezighoudt met opera- en operettemuziek. Pieter Herfst is de leidende figuur, zowel oprichter als dirigent.Vooral de leden van de Club Erholung uit Gronau spelen bij de opvoeringen belangrijke rollen. Zo zijn Pieter Herfst en Joachim von Ostau verantwoordelijk voor het programma. Durk Dragstra, Alfred Klose, Nora Stroink een vele anderen brengen de muzikale professionaliteit mee.Vanaf 1937 wordt bij de EOOG geen stuk meer opgevoerd van een joodse componist. In 1938 gaat de eigen compositie van Joachim von Ostau en Hans-Martin Majewski, Die Insel der Träume, in de Apollo-Theater in première. Met het begin van de Tweede Wereldoorlog in 1939 eindigen de grensoverschrijdende activiteiten van de EOOG. De na de oorlog opgerichte E.O.O.G., kan echter niet aanhaken bij de successen van de jaren 30.
Jean Gilbert
Der Komponist und Dirigent wird 1879 als Max Winterfeld in eine Künstlerfamilie hinein geboren. Er feiert bereits mit 15 Jahren am Piano seine Bühnenpremiere. Nach einem Studium der Musik folgen Engagements u.a. in Hamburg und Berlin. Die Schwank-Operette Uschi, eine Komposition Gilberts, feiert 1925 ihre Premiere. 1933 emigriert Gilbert wegen seines jüdischen Glaubens. Zu den bekanntesten Melodien des gefeierten Komponisten zählt der Titel Püppchen, du bist mein Augenstern.De componist en dirigent werd in 1879 geboren als Max Winterfeld in een familie van kunstenaars. Gilbert viert zijn podiumpremière op 15-jarige leeftijd. Na zijn muziekstudie werkte hij onder meer in Hamburg en Berlijn. De Schwank-operette Uschi, een compositie van Gilbert, beleeft zijn première in 1925. In 1933 emigreerde Gilbert vanwege zijn joodse geloof. Een van de bekendste melodieën van de gevierde componist is de titel Puppchen, du bist mein Augenstern.
Programmheft der E.O.O.G.-Aufführung Uschi in der Schouwburg unter der Leitung von Pieter Herfst und Joahchim von Ostau. Die Aufführung der Operette des jüdischen Komponisten Jean Gilbert war zu diesem Zeitpunkt in Deutschland bereits verboten, 1938 Sammlung HagemannProgramma van de E.O.O.G.-uitvoering Uschi in de Schouwburg, olv Pieter Herfst en Johachim von Ostau, de uitvoering van de operette van de joodse componist Jean Gilbert was toen al verboden in Duitsland.
Uschi in der Schouwburg, 1936, Nachlass Klose
Paula Pot
Paula Pot, der Star der E.O.O.G., die gelernte Schauspielerin bereichert das Laienensemble der E.O.O.G. bei der Aufführung der Fledermaus. Paula Pot feiert auch auf Amsterdamer Bühnen Erfolge.Paula Pot, de ster van de E.O.O.G., de geschoolde actrice verrijkt het amateurensemble van de E.O.O.G. bij het optreden van de knuppel. Ook Paula Pot geniet succes op de Amsterdamse podia.
Portät Paula Pot, undatiert, Sammlung Vosmer-Pot
Die Schouwburg in Enschede: Aufführungsort für E.O.O.G. Produktionen wie z.B.die Fledermaus.Postkarte, 1956, Sammlung Janssen
Paula Pot in Amsterdam, undatiert, Sammlung Hagemann
Eintrittskarten für die E.O.O.G.-Aufführung des Zigeunerbarons im Apollo-Theater, 1938, Sammlung HagemannKaartjes voor de E.O.O.G.-vorstelling Der Zigeunerbaron.
Plakat der E.O.O.G. Die Fledermaus, 1937, Sammlung Hagemann
Das Musikmedium seiner Zeit: der Volksempfänger VE 301, 1930erVolksempfänger VE 301: Het muziekmedium van zijn tijd
Kultur für die Heimatfront
Mit Fortschreiten des Zweiten Weltkriegs werden auch immer mehr Musiker zur Wehrmacht eingezogen. Das gefährdet das kulturelle Leben, das die heimische Bevölkerung bei Laune halten soll. Nach der Besetzung der Niederlande 1940 stellt die deutsche Reichmusikkammer daher niederländische Musiker vor die Wahl: Entweder sie werden zur Zwangsarbeit verpflichtet oder sie ersetzen die fehlenden deutschen Musiker. Auf diesem Weg nimmt auch die Deutsche Grammophon den niederländischen Jazzmusiker und Bandleader Ernst van’t Hoff unter Vertrag.Gemeinsam mit seinem Orchester spielt er zahlreiche Schallplatten ein und genießt viele Freiheiten. Sein Jazz wird toleriert. Zu seinem Repertoire gehören sogar englische Titel. Die Toleranz währt jedoch nicht ewig. 1944 muss van´t Hoff vor den Nationalsozialisten nach Belgien fliehen.Met het voortschrijden van de Tweede Wereldoorlog worden ook steeds meer musici opgeroepen voor de weermacht. Dat brengt het culturele leven in gevaar dat het humeur van de binnenlandse bevolking goed moet houden. Na de bezetting van Nederland in 1940 stelt de Duitse Reichmusikkammer daarom Nederlandse musici voor de keuze: Ze worden verplicht om dwangarbeid te verrichten of ze vervangen de ontbrekende Duitse musici.Op deze manier contracteert Deutsche Grammophon de Nederlandse jazzmusicus en bandleider Ernst van ’t Hoff. Samen met zijn orkest neemt hij talrijke grammofoonplaten op en geniet vele vrijheden. Zijn jazz wordt getolereerd. Tot zijn repertoire behoren zelfs Engelse titels. De tolerantie duurt echter niet eeuwig. In 1944 moet Van ´t Hoff voor de nationaalsocialisten naar België vluchten.
Tonträger Ernst van´t Hoff, 1935 und 1941
Foto Ernst van't Hoff, undatiert, Sammlung Dutch Jazz Archiv
Grenzübergang Gronau – Glanebrück
Gronaus Grenzlage bedingt den rasanten wirtschaftlichen Aufstieg der Stadt im 19. und 20. Jahrhundert. Denn nicht nur deutsche Industrielle, sondern auch zahlreiche Niederländer gründen hier Fabriken. Etliche Arbeiter ziehen an die Dinkel, aber auch Tausende Berufspendler passieren täglich die Grenze.Bis zum Ende des 20. Jahrhunderts müssen sie an vier Grenzübergängen am Schlagbaum Schlange stehen. Doch das hält den regen Austausch zwischen Gronau und den Niederlanden nicht auf. Bis heute ist das Gronauer Plattdeutsch stark von der niederländischen Sprache geprägt.Gronaus ligging aan de grens brengt de snelle economische bloei van de stad in de 19e en 20e eeuw. Want niet alleen Duitse industriëlen, maar ook talrijke Nederlanders vestigen hier fabrieken. Heel wat arbeiders verhuizen naar de regio van de Dinkel, maar ook duizenden forenzen passeren dagelijks de grens.Tot het einde van de 20e eeuw moeten ze bij vier grensposten voor de slagboom in de rij staan. Maar dat houdt de levendige uitwisseling tussen Gronau en Nederland niet tegen. Tot op de dag van vandaag drukt het Nederlands een sterke stempel op het Gronause Neder-Duits.
Lentikularbild Grenzübergang Gronau - Glanebrück
Konfessionen im Deutschen Reich
Gegen Ende des 16. Jahrhunderts wendet sich Gronau mit der Grafschaft Steinfurt dem evangelisch-reformierten Glauben zu. Die Gemeinde bildet so lange Zeit eine protestantische Insel im katholischen Münsterland. Erst mit der Wende zum 19. Jahrhundert ziehen immer mehr Katholiken als Arbeiter in die Textilstadt. Auch in den Niederlanden sind die Reformierten bis Ende der 1920er Jahre die stärkste Konfessionsgruppe. Diese Gemeinsamkeit stärkt die Verbindung zwischen Gronau und den Niederlanden.Die Gronauer finden ihre Heiratspartner nicht im katholischen Umland, sondern im Nachbarland und umgekehrt. Eine Staatsgrenze ist in dieser Zeit einfacher zu überwinden als die der Konfession. Das hält sich lange. Noch in der Nachkriegszeit feiert man in Gronau gerne nach Konfessionen getrennt. Im Volksmund nennt man diese Feiern Mischehen-Verhütungsball.Tegen het einde van de 16e eeuw wijdt Gronau zich met het graafschap Steinfurt aan het gereformeerd protestantisme. De gemeente vormt zo lange tijd een protestant eiland in het katholieke Münsterland. Pas met de eeuwwisseling naar de 19e eeuw trekken steeds meer katholieken als arbeiders naar de textielstad. Ook in Nederland zijn de gereformeerden tot het einde van de jaren 20 van de vorige eeuw de grootste groep gelovigen. Deze overeenstemming versterkt de band tussen Gronau en Nederland.De Gronauers vinden hun huwelijkspartners niet in de katholieke omgeving, maar in het buurland en omgekeerd. Een staatsgrens is in deze tijd gemakkelijker te overwinnen dan een geloofsgrens. Dat blijft lang zo. Nog in de naoorlogse tijd worden feesten langs geloofsgrenzen gevierd. In de volksmond heten deze feesten de bals die gemengde huwelijken voorkomen Mischehen-Verhütungsball.
Foto: Mischehenverhütungsball, Sammlung Hanspeter Dickel
Inflationsgeld aus den 1920er Jahren
Evangelische Gesangsbücher für Rheinland und Westfalen, 1893,
Deutsch-niederländischer Grenzverkehr
Bis zum Anfang des 1. Weltkrieges, 1914, ist die Grenze zwischen Deutschland und den Niederlanden durchgängig geöffnet, erst gegen 1918 wird sie geschlossen. Nur wenigen Personen ist die Einreise ins Nachbarland gestattet. In den 1920er Jahren darf nur passieren, wer eine „Tagesausweiskarte für den Grenzverkehr“ besitzt. Wegstrecke und Zielort sind festgelegt, eine Übernachtung ausgeschlossen.In den 1930er Jahren gibt es „Grenzausweise für den deutsch-niederländischen Grenzverkehr“. Längere Aufenthalte im Nachbarland machen den Besitz eines Reisepasses mit ausgewiesenem Geltungsbereich erforderlich. Mit Beginn des deutschen Überfalls auf die Niederlande am 10. Mai 1940 werden diese Regelungen außer Kraft gesetzt.De grens tussen Duitsland en Nederland was tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 continu open en werd pas rond 1918 gesloten. Slechts een paar mensen mogen het buurland in. In de jaren twintig mochten alleen degenen die in het bezit waren van een "dagpas voor grensverkeer" passeren. Route en bestemming liggen vast, overnachtingen uitgesloten.In de jaren dertig zijn er "grenspassen voor Duits-Nederlands grensverkeer". Voor een langer verblijf in het buurland is het bezit van een paspoort met een aangewezen geldigheidsgebied vereist. Met de start van de Duitse inval in Nederland op 10 mei 1940 werden deze regels ingetrokken.
Grenzausweise für den deutsch-niederländischen Grenzverkehr, 1933 und 1935Tagesausweiskarte für den Grenzverkehr, 1922Pas voor grensverkeer, 1921Reisepass Deutsches Reich, 1932Leihgeber: Emslandmuseum Lingen
Karikierter Wertschein aus der Inflationszeit, undatiert, Stadtarchiv Gronau
Inflation
In Folge des Ersten Weltkriegs liegt die deutsche Wirtschaft in Trümmern. Um das Land wieder aufzurichten und die immensen Reparationszahlungen leisten zu können, reichen die Geldmittel bei weitem nicht. Und wer kein Geld hat, druckt welches. Die Druckerpressen der Notenbank laufen heiß. Die Folge ist eine Geldentwertung, die 1923 ihren Höhepunkt hat. Die Menschen bringen ihr Erspartes mit Schubkarren zur Bank. Im Dezember 1923 kostet eine Straßenbahnfahrt in Berlin 50 Milliarden Mark. Einzig ausländisches Geld ist noch etwas Wert.Aus Gronau zieht es viele in die nahen Niederlande, denn für den dort verdienten Gulden können sie in Deutschland fast alles kaufen. Auch Robert Vorstheim arbeitet deswegen auf beiden Seiten der Grenze. Erst die Währungsreform bringt Besserung und leitet die Goldenen Zwanziger ein.Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog ligt de Duitse economie in puin. Om het land weer op te bouwen en de immense herstelbetalingen te kunnen betalen, zijn de financiële middelen verre van voldoende. En wie geen geld heeft, drukt het gewoon bij. De drukpersen van de centrale bank raken oververhit. Het gevolg is een geldontwaarding die in 1923 haar hoogtepunt heeft. De mensen brengen hun spaargeld met kruiwagens naar de bank. In december 1923 kost een tramritje in Berlijn 50 miljard mark. Alleen buitenlands geld is nog iets waard.Vanuit Gronau trekken velen naar het naburige Nederland, want voor de daar verdiende gulden kunnen ze in Duitsland bijna alles kopen. Ook Robert Vorstheim werkt daarom aan beide zijden van de grens. De geldhervorming brengt pas verbetering en leidt de gouden jaren 20 in.
Enschede
Auch in der niederländischen Großstadt Enschede dominieren Anfang des 20. Jahrhunderts die Schornsteine der Textilfabriken das Stadtbild. Alles dreht sich ums Spinnen und Weben, z.B. in der Fabrik Gerhard Jannik und Söhne. Die stetig wachsende Industrie benötigt ständig neue Arbeiter, die aus den kleinen Dörfern der Umgebung nach Enschede kommen. Die Bahnlinie nach Gronau eröffnet den niederländischen Textilbaronen die Eroberung des europäischen Marktes im Osten.Kulturell spielt sich das Leben in der Enscheder Altstadt rund um die Groote Kerk ab, zahlreiche Kneipen sorgen sowohl vor dem Krieg als auch nach 1945 für eine pulsierende Szene rund um Tango, Jazz, Swing und Blues. Die in den Niederlanden stationierten Briten und Kanadier sorgten dabei immer für die aktuellen Sounds, die sie aus der Heimat mitbringen.De schoorstenen van de textielfabrieken domineerden aan het begin van de 20e eeuw het stadsbeeld ook in Enschede. Alles draait om spinnen en weven, bijvoorbeeld in de fabriek van Gerhard Jannik en Zonen. De gestaag groeiende industrie heeft voortdurend nieuwe arbeidskrachten nodig, die vanuit de kleine dorpen in de omgeving naar Enschede komen. De spoorlijn naar Gronau opent de weg voor de Nederlandse textielbaronnen om de Europese markt in het oosten te veroveren.Cultureel speelt het leven in de oude binnenstad van Enschede zich af rond de Groote Kerk, talloze pubs zorgen zowel voor de oorlog als na 1945 voor een bruisend tafereel rond tango, jazz, swing en blues. De in Nederland gestationeerde Britten en Canadezen zorgden altijd voor de actuele geluiden die ze uit hun thuisland meebrengen.
Textilfabrik Gerh. Jannink und Söhne, undatiert, Fotoarchiv Stadtarchiv Enschede
Foto: Enscheder Altstadt, Sammlung Stadsarchief Enschede
Soli Deo Gratia
Christliche Musik und Musikchöre sind in den Niederlanden ein wichtiger Bestandteil populärer Musikkultur. Als Ende des 19. Jahrhunderts Hendrik Roetering eine der ersten öffentlichen Musikschulen gründet, haben auch die Arbeiter in den Textilunternehmen die Möglichkeit am kulturellen Leben teilnehmen zu können.Christelijke muziek en muziekkoren vormen een belangrijk onderdeel van de populaire muziekcultuur in Nederland. Toen Hendrik Roetering eind 19e eeuw een van de eerste openbare muziekscholen opricht, kregen de arbeiders van de textielbedrijven ook de kans om deel te nemen aan het culturele leven.
Porträt von HB Roetgerink-Schunlau, undatiert, Sammlung Stadsarchief Enschede
Foto : Chor Soli Deo Gratia Christliche Marschkapelle, 1955, Sammlung Stadsarchief Enschede
Foto Pieter Herfst, Sammlung Hagemann
Cotton Town Jazzband, 1958
Mit der endgültigen Befreiung der Niederlande im Jahr 1945 bricht sich die Begeisterung für die Jazzmusik auch in Enschede vollends Bahn. Die stadteigene Combo Cotton Town Jazzband kann sich in den 1950er Jahren einen famosen Ruf erspielen und lockt auch zahlreiche Gäste aus dem benachbarten Gronau in die Lokalität Irene, die eigentlich nur unter dem Namen Cotton Town bekannt ist, in der Enscheder Altstadt.Met de definitieve bevrijding van Nederland in 1945 nam ook in Enschede het enthousiasme voor jazzmuziek toe. De stadseigen combo Cotton Town Jazzband wist in de jaren vijftig een uitstekende reputatie op te bouwen en trok ook tal van gasten uit het naburige Gronau naar de plaats Irene, die eigenlijk alleen bekend is onder de naam Cotton Town, in de oude binnenstad van Enschede.
Foto Cotton Town Jazzband. Unbekannter Fotograf, Vejle Stadtsarkiv Denmark
Tango in Gronau
Anfang des 20. Jahrhunderts bricht das Tangofieber in Europa aus. Zunächst wird in den Großstädten getanzt, doch in den späten 1920er Jahren erreicht der Tango die Provinz. So gehen auch die Gronauer Musiker mit der Zeit und spielen die neue Tanzmusik. Einige gründen eigene Tangobands.Pieter Herfst ruft die Tangokapelle Herfst ins Leben und auch Robert Vorstheim präsentiert sich mit Tangomusikern in exotischer Kostümierung. Die Gronauer Lokalitäten werben mit ihren Tanzkapellen und einige ausdrücklich mit der neuen Modemusik.Aan het begin van de 20e eeuw breekt de tangokoorts in Europa uit. Eerst wordt er in de grote steden gedanst, maar aan het einde van de jaren 20 bereikt de tango de provincie. Zo gaan ook de Gronause musici met hun tijd mee en spelen de nieuwe dansmuziek. Enkelen richten hun eigen tangobands op.Pieter Herfst roept de tangoband Herfst in het leven en ook Robert Vorstheim presenteert zichzelf met tangomusici in exotische kostuums. De Gronause horeca maakt reclame met hun dansorkesten en enkele uitdrukkelijk met de nieuwe modemuziek.
Tangoband von Robert Vorstheim, 1920er Jahre, Stadtarchiv Gronau
Die Tangoschallplatte La Seduccion
Als Allroundmusiker bleibt auch der Niederländer Pieter Herfst vom allgemeinen Tangorausch nicht verschont. Die Auftritte seiner Tangokapelle in Gronau sind erst für die 1930er Jahre in Gronau belegt. Dennoch nimmt er bereits 1913 mit seinem Orchester P. D. Herfst eine Tangoschallplatte mit dem Welthit La Seduccion zu Deutsch Verführung auf.Einen argentinischen Tango des Komponisten Giovan Battista Noceti. Der Leiter des Tangoorchesters Herfst ist dabei Robert L. Leonard, der im selben Jahr am Tanz-Brevier zum Tango von Franz W. Koebner mitwirkt.Als allround-musicus blijft ook de Nederlander Pieter Herfst niet gevrijwaard van de algemene tangoroes. De optredens van zijn tangoband in Gronau zijn pas voor de jaren 30 in Gronau gedocumenteerd. Toch neemt hij al in 1913 met zijn orkest P. D. Herfst een tangoplaat op met de wereldhit La Seduccion (De verleiding).Een Argentijnse tango van de componist Giovan Battista Noceti. De leider van het tango-orkest Herfst is hierbij Robert L. Leonard, die in hetzelfde jaar meewerkt aan het Tanz-Brevier voor de tango van Franz W. KoebnerSammlung Hagemann / Collectie Hagemann
Postkarte Gruß aus Gronau, 1901, rock'n'popmuseum
Auszug aus einem Flyer des Stadtmarketings Gronau, 1937, Sammlung Hagemann
Tanzbrevier
Die Tangowelle erfasst Anfang des 20. Jahrhunderts Europa. Sie schlägt sich auch in Filmen und in Büchern nieder. Franz Wolfgang Koebner, Journalist und Schriftsteller, sowie Trickfilmzeichner Rudolf Leonard veröffentlichen 1913 mit ihrem Tanz-Brevier einen Querschnitt der neuen Gesellschaftstänze.Sie erzählen darin unter anderem die Geschichte des Tangos und bieten eine ausführliche Tango-Tanzanleitung mit Schrittmustern an. Auch ein Überblick über die aktuelle Tanzmode und ein Tanz-Knigge sind enthalten.De tangogolf krijgt aan het begin van de 20e eeuw Europa in zijn greep. Hij komt ook in films en boeken tot uitdrukking. Franz Wolfgang Koebner, journalist en auteur, en tekenfilmtekenaar Rudolf Leonard publiceren in 1913 met hun Tanz-Brevier een dwarsdoorsnede van de nieuwe gezelschapsdansen.Zij vertellen daarin onder andere de geschiedenis van de tango en bieden een uitvoerige tango-danshandleiding met danspassen aan. Ook een overzicht over de actuele dansmode en een handleiding voor de dansetiquette ontbreken niet.
Tangotanzanleitung Das Tanz Brevier, 1913
Tangofieber
Seinen unverwechselbaren melancholischen Klang erhält der argentinische Tango durch das Bandoneon, eine Art Akkordeon. Obwohl in Deutschland erfunden, spielt dieses in der europäischen Tangomusik eine untergeordnete Rolle. Die führende Stimme wird hier vom Tangogeiger gespielt.Das Tangofieber erfasst in Europa alle gesellschaftlichen Kreise – ganz zum Unwillen des Kaisers. Er verbietet seinen Offizieren im November 1913 offiziell den Tangotanz in Uniform. Doch selbst der Kronprinz liebt diesen „widerwärtigen“ Tanz und der Siegeszug des Tangos ist nicht mehr aufzuhalten.Zijn karakteristieke melancholische klank krijgt de Argentijnse tango van de bandoneon, een soort accordeon. Hoewel hij in Duitsland is uitgevonden, speelt de bandeneon een ondergeschikte rol in de Europese tangomuziek. De leidende stem speelt hier de tangoviolist.De tangokoorts krijgt in Europa alle maatschappelijke kringen in zijn greep – volledig tegen de wil van de Duitse keizer. Hij verbiedt zijn officieren in november 1913 officieel om de tango in uniform te dansen. Maar zelfs de kroonprins houdt van deze ”weerzinwekkende“ dans en de zegetocht van de tango is niet meer te stoppen.
Geige, um 1900
Café zum Engel
Das Hotel-Café zum Engel wird um 1890 unter dem Namen Zum Amtsgericht am Eingang zur Altstadt von Gronau errichtet. Nach zahlreichen baulichen Veränderungen und Besitzerwechseln rühmt sich das Hotel als führendes Haus am Platz. In den 1920er Jahren wirbt es mit seinem Konzertcafé. Dort und im angegliederten Restaurant, Zur kleinen Börse, geben regelmäßig Gronauer Musiker ihr Bestes.Als in den frühen 1930er Jahren Pieter Herfst samstags und sonntags mit seiner Tangokapelle im Hotel-Café auftritt, ist das eine besondere Attraktion. Der Niederländer kann auf Engagements in Berlin und anderen europäischen Städten zurückblicken. Mit ihm hält Großstadtflair Einzug nach Gronau. Heute begrenzen Neustraße und Passweg das ehemalige Grundstück des Hotel-Cafés, auf dem die Volksbank ein neues Gebäude errichtet hat.Het hotel-café Zum Engel wordt ca. 1890 onder de naam Zum Amtsgericht bij de ingang van het oude centrum van Gronau gebouwd. Na talrijke bouwkundige wijzigingen en wisselingen van eigenaar beroemt het hotel zich erop, het toonaangevende pand op het plein te zijn. In de jaren 20 maakt het reclame met zijn concertcafé. Daar en in het ernaast gelegen restaurant Zur kleinen Börse laten Gronause musici zich regelmatig van hun beste kant zien.Als in de vroege jaren 30 Pieter Herfst op zaterdag en zondag met zijn tangoband in het hotel-café optreedt, is dat een bijzondere attractie. De Nederlander kan terugblikken op engagementen in Berlijn en andere Europese steden. Met hem begint de atmosfeer van een grote stad voor Gronau. Tegenwoordig begrenzen de Neustraße en de Passweg het voormalige terrein van het hotel-café, waarop de Volksbank een nieuw gebouw heeft laten neerzetten.
Lentikularbild Hotel-Café Zum Engel
Innenaufnahme Hotel Zum Engel, undatiert, Stadtarchiv Gronau
Autogrammkarte des Bayning-Quartetts, undatiert, Sammlung Hagemann
Ginger Rogers und Fred Astaire in Swingtime, 1936
Fred Astaire und Ginger Rogers traten als Tanzpartner in 10 Filmen zwischen 1933 und 1949 auf. Astaire gilt als der größte Tänzer in der Filmgeschichte.Fred Astaire en Ginger Rogers traden tussen 1933 en 1949 als danspartners in 10 films op. Astaire geldt als de grootste danser in de filmgeschiedenis
Foto Fred Astaire und Ginger Rogers Alamy H8B8NE
Geräteensemble des BBBB-Quartetts
Geige aus dem Besitz von Bernhard Bayning, undatiert, Sammlung Altemeyer. Klarinette, Trompete, Saxophon, Flüstertüte, undatiert.
Jazz und Shimmy
Nachdem er 1913 das Tanzbrevier zum Tango veröffentlicht hat, gibt Franz Wolfgang Koebner 1921, erneut unterstützt von Rudolf Leonard, ein Brevier zum Jazz und Shimmy heraus. Um 1920 wird die Jazzmusik In Deutschland populär und der neue, schnelle Rhythmus verlangt nach angepassten Tänzen. Koebner erklärt die Tänze Jazz und Shimmy, die beide zur neuen Jazzmusik getanzt werden können. Neben Abbildungen der Tanzhaltung und Schrittmustern, gibt er den Tanzwilligen auch Vorgaben zur neuesten Tanzmode an die Hand.Nadat hij in 1913 het Tanz-Brevier voor de tango had gepubliceerd, geeft Franz Wolfgang Koebner in 1921, opnieuw ondersteund door Rudolf Leonard, een boek over jazz en shimmy uit. Rond 1920 wordt de jazzmuziek In Duitsland populair en voor het nieuwe, snelle ritme moeten er ook aangepaste dansen komen. Koebner legt de dansen jazz en shimmy uit, die allebei op de nieuwe jazzmuziek kunnen worden gedanst. Naast afbeeldingen van de danshouding en danspassen, doet hij enthousiaste dansers ook tips voor de nieuwste dansmode aan de hand.
F.W. Koebner: Jazz und Shimmy. Das Brevier der neuesten Tänze, 1921
Swing Kids in Gronau, 1940
Auch in Gronau spielen die „Kids“ den Swing: die Gronauer Jungs Heinz Bron, Günter Irasky, Alfred Dragstra, Gerd Posthuma, Werner Seiter (v.l). Das Foto zeigt sie in der Formation der in den 1940er Jahren gegründeten Schlagerkapelle „Auf Wunsch“. Sie nehmen die populären jazzigen Rhythmen der britischen und amerikanischen Swing-Bands in ihr Repertoire auf.Kurzzeitig spielen sie unter dem Namen „De goudene Zeven“. Damit erinneren sie an die bekannte deutsche Swing-Kapelle „Die goldene Sieben“. Ob dies noch während des Krieges oder kurz nach Kriegsende für die britischen Besatzer war, ist heute nicht einwandfrei belegbar.Ook in Gronau spelen de “kids“ de swing: de Gronause jongens Heinz Bron, Günter Irasky, Alfred Dragstra, Gerd Posthuma, Werner Seiter (v.l.n.r.). Op de foto staan ze in de formatie van het in de jaren 40 opgerichte schlagerorkest “Auf Wunsch“. Zij nemen de populaire jazzy ritmes van de Britse en Amerikaanse swingbands in hun repertoire op.Korte tijd spelen ze onder de naam “De Gouden Zeven“. Daarmee herinneren ze aan het bekende Duitse swingorkest “Die Goldene Sieben“. Of dit nog tijdens de oorlog of kort na het einde van de oorlog voor de Britse bezetters was, is nu niet overtuigend aan te tonenFoto: Sammlung Dragstra
Zeitungsanzeige American Jazz Band, 1925, Archiv der Volksbank Gronau
Hotel Horstmöller
Das unter dem Namen Zum Grunewald betriebene Restaurant von Gerhard Horstmöller existiert seit Ende des 19. Jahrhunderts an der Gildehauserstraße (damalig Burgstraße). 1902 wird die Gartenwirtschaft durch einen Musikpavillon ergänzt. Ein großzügiger Neubau im Jahr 1911 ermöglicht eine gemeinsame Bewirtschaftung mit dem benachbarten Walhalla-Theater, einem Kino.Spätestens seit 1933 ist ein Hotelbetrieb belegt, der u.a. damit wirbt, Ausstellungs- und Konferenzräume anzubieten. Musikalisch sind hier die Kapellen um Hermann Drost und Robert Vorstheim sowie das BBB-Trio/Quartett um Bernhard Bayning beheimatet. Im ehemaligen Hotel Horstmöller ist heute das Restaurant Villa Langenberg.Het onder de naam Zum Grunewald geëxploiteerde restaurant van Gerhard Horstmöller bestaat sinds het einde van de 19e eeuw aan de Gildehauserstraße (destijds Burgstraße). In 1902 werd het café met tuin aangevuld met een muziekpaviljoen. Een ruime nieuwbouw in 1911 maakte een gezamenlijke exploitatie met de belendende bioscoop, het Walhalla-Theater, mogelijk.Uiterlijk sinds 1933 is een hotel aangetoond, dat onder andere reclame maakt met expositie- en conferentieruimtes. Muzikaal zijn hier de orkesten rondom Hermann Drost en Robert Vorstheim evenals het BBB-Trio/Quartett rondom Bernhard Bayning ondergebracht. In het voormalige hotel Horstmöller bevindt zich tegenwoordig het restaurant Villa Langenberg.
Lentikularbild Hotel Horstmöller
Die goldene Sieben
Die ausdrücklich vom nationalsozialistischem Regime geduldete und auch protegierte Swing-Formation Die goldene Sieben sollte die Bevölkerung für eine deutsche Interpretation der Jazzmusik und des Swings begeistern. Die häufig wechselnden Mitglieder waren alle erfolgreiche Berufsmusiker. Sie produzierten bis 1939 eine Vielzahl an Tonträgern und spielten Filmmusiken ein. Bei dem breiten Publikum kam die Unterhaltungsmusik sehr gut an.Doch die Musikvirtuosen bei den Goldenen Sieben hielten sich nicht an die engen Vorgaben den „Deutschen Jazz“ von britischen und amerikanischen Einflüssen frei zu halten, zu viel Verve und Gefühl führten mit dem Kriegsbeginn zu einem Verbot der Gruppe. Zu dem wohl berühmtesten Sänger der Goldenen Sieben dürfte Rudi Schuricke zählen, der nach 1945 mit seinem Hit Capri-Fischer als Schlagersänger Karriere macht.De uitdrukkelijk door het nationaalsocialistische regime gedoogde en ook beschermde swingformatie Die Goldene Sieben moest de bevolking enthousiast maken voor een Duitse interpretatie van de jazzmuziek en de swing. De vaak wisselende bandleden waren allemaal succesvolle beroepsmusici. Ze produceerden tot 1939 een groot aantal geluidsdragers en namen filmmuziek op. Bij het grote publiek vond de amusementsmuziek erg veel weerklank.Maar de muzikale virtuozen van Die Goldene Sieben hielden zich niet aan de strenge voorschriften om de “Duitse jazz“ vrij te houden van Britse en Amerikaanse invloeden, te veel geestdrift en gevoel leidden aan het begin van de oorlog tot een verbod van de groep. De beroemdste zanger van Die Goldene Sieben is zonder twijfel Rudi Schuricke, die na 1945 met zijn hit Capri-Fischer carrière maakt als schlagerzanger.
Foto: Goldene Sieben Picture Alliance: 117053743
Bruno Balz und Michael Jary
Bruno Balz schreibt bereits während des Krieges die Liedtexte zahlreicher Schlagerkompositionen. Trotz seiner Verfolgung als Homosexueller durch den NS-Staat, wissen die Kulturverantwortlichen auch um die Kraft seiner Worte. Balz’ Texte leben von seinem besonderen Talent für einfühlsame Zeilen. Eine Qualität, die für viele Lieder in den Revuefilmen der UFA unverzichtbar ist. Nach 1945 etabliert sich Bruno Balz wieder in der Szene und textet für Zarah Leander, Peter Alexander, Rudi Schuricke und Evelyn Künneke.Die Karriere Michael Jarys beginnt erst mit der Änderung seines Namens, der seine polnisch-jüdische Herkunft verschleiert. Michael Jary komponiert ab 1936 erfolgreich Filmmusiken, ist aber auch in der Swingszene Deutschlands ein gefragter Interpret. Gemeinsam mit Bruno Balz schafft er eingängige Melodien und Hits für Heidi Brühl, Hans Albers oder Rosita Serrano.Bruno Balz schrijft al tijdens de oorlog de liedteksten van talloze schlagercomposities. Ondanks zijn vervolging als homoseksuele man door de nazi's, kennen de hoge culturele ambtenaren ook de kracht van zijn woorden. De teksten van Balz leven van zijn bijzondere talent voor gevoelige regels. Een kwaliteit die voor veel liedjes in de revuefilms van de filmstudio UFA onmisbaar is. Na 1945 verovert Bruno Balz weer een plaats in de scene en schrijft teksten voor Zarah Leander, Peter Alexander, Rudi Schuricke en Evelyn Künneke.De carrière van Michael Jary begint pas met de verandering van zijn naam die zijn Pools-Joodse herkomst camoufleert. Michael Jary componeert vanaf 1936 met veel succes filmmuziek, is echter ook in de swingscene van Duitsland een gewilde vertolker. Samen met Bruno Balz schept hij toegankelijke melodieën en hits voor Heidi Brühl, Hans Albers of Rosita Serrano.
Buno Balz: Wiki Commons CC BY 3.0 Michael Jary: Historische Bildpostkarten - Universität Osnabrück
Foto Tanzstunde, Sammlung Stoffers (Münsterländische Bank – Stadtarchiv Münster)
Foto Tanzkarte, Sammlung Stoffers (Münsterländische Bank – Stadtarchiv Münster)
Paare tanzen im Wohnzimmer, historische Bild von ca. 1955, Alamy Stock Foto
Szene aus dem Musikfilm Tanzende Sterne mit Evelyn Künneke, 1952, Sammlung DFF - Deutsches Filminstitut und Filmmuseum Frankfurt
Notenheft Tanzende Sterne, 1952, rock'n'popmuseum
Das Trio BB, 1950er Jahre, Sammlung Hagemann
Akkordeon, 1950er/1960er Jahre, aus dem Besitz von Robert Vorstheim, Schenkung Jochem Vorstheim
Berni Bauta
Berni Bauta, geb. 1932 in Epe, ist ein Urgestein der Gronauer Musikgeschichte. Als Schlagzeuger und Sänger bietet sich ihm nach dem Krieg als Mitglied unterschiedlicher Orchester und Bands die Chance regelmäßig aufzutreten. Mit Jochem Vorstheim und Udo Lindenberg -damals noch ein kleiner Steppke - spielt er nicht seltem im Lambertihof auf.Fast hätte er eine Profikarriere eingeschlagen, er lehnt aber das Angebot im Vorprogramm von Hazy Osterwald zu spielen ab und bleibt der lokalen Tanzmusikszene bis zu seinem Tod im Jahr 2014 eng verbunden.Berni Bauta, geboren in Epe in 1932, is een veteraan in de muziekgeschiedenis van Gronau. Als drummer en zanger kreeg hij de kans om na de oorlog regelmatig op te treden als lid van verschillende orkesten en bands. Hij speelt vaak in de Lambertihof met Jochem Vorstheim en Udo Lindenberg - destijds nog een klein stepke.Hij werd bijna pro, maar sloeg het aanbod om Hazy Osterwald te steunen af en bleef tot aan zijn dood in 2014 nauw verbonden met de lokale dancemuziekscene.
Porträt von Berni Bauta, undatiert, Sammlung Hagemann
Udo Lindenberg am Schlagzeug, 1950er/1960er Jahre
Lambertihof
Das Wohn- und Geschäftshaus wird ab 1903 als Restaurant Lambertihof genutzt. Erst der 1939 angebaute Gesellschaftsraum macht das Lambi für die Musikerszene ab 1945 als Auftrittsort interessant. Weitere Umbau -und Modernisierungsarbeiten in den 1950er Jahren krönen den Lambertihof schließlich zu einem der führenden Tanzlokale der Stadt. Besonders Jochem Vorstheim findet hier in den Nachkriegsjahren seine musikalische Heimat. Mit seiner Kapelle – der Jochem Vorstheim-Combo hat er über Jahre ein festes Engagement.Die Lage des Gasthauses Lambertihof an der Hauptstraße Richtung Gildehaus/Bentheim, kurz vor einem der Zugänge zum van-Delden-Gelände tut ihr Übriges. Der Lambertihof entwickelt sich zu einem der musikalischen Treffpunkte der Nachkriegszeit in Gronau. Heute befindet sich in dem Gebäude wieder ein Wohn- und Geschäftshaus. Die historischen Fassaden sind noch gut erkennbar.Het woon- en bedrijfspand wordt vanaf 1903 als “Restaurant Lambertihof“ gebruikt. Pas de in 1939 aangebouwde zaal maakt van de “Lambi“ voor de muziekscene vanaf 1945 een interessante plek om op te treden. Verdere verbouwings-en moderniseringswerkzaamheden in de jaren 50 bekronen de Lambertihof uiteindelijk tot een van de toonaangevende danszalen van de stad. Vooral Jochem Vorstheim vindt hier in de naoorlogse jaren zijn muzikale thuis. Met zijn band – het Jochem Vorstheim-Combo – heeft hij jaren lang een vast engagement.De ligging van het Gasthaus Lambertihof aan de hoofdweg in de richting Gildehaus/Bentheim, net voor een van de toegangswegen naar het Van-Delden-terrein doet de rest. Het Lambertihof ontwikkelt zich tot een van de muzikale trefpunten van de naoorlogse tijd in Gronau. Tegenwoordig is het gebouw weer een woon- en bedrijfspand. De historische gevels zijn nog goed herkenbaar.
Mikrofon Philips EL6011, 1950er Jahre
Radio Grundig Typ 1010, 1950er Jahre
Handschriftliche Schlagertexte von Berni Bauta, 1950er Jahre, Sammlung Bauta
Notenständer und Trompete von Jochem Vorstheim, undatiert, Sammlung Vorstheim
Das Van-Delden-Imperium
Die Brüder Mathieu und Gerrit van Delden gelten als die Begründer der Gronauer Textilindustrie. 1875 nimmt die Spinnerei Gerrit van Delden den Betrieb auf. In den 1920er und 1930er Jahren steigt sie zur größten Spinnerei des europäischen Kontinents auf. Der wirtschaftliche Erfolg hat einen rasanten Anstieg der Bevölkerung zu Folge., Die Einwohnerzahl Gronaus nimmt ab 1885 innerhalb von 20 Jahren um 120 Prozent zu. Das reicht aber bei weitem nicht aus. um die anfallende Arbeit in den Spinnereien, Webereien und Nähereien zu erledigen, so dass um die Jahrhundertwende bis zu 3.700 niederländische Arbeiter aus den Grenzregionen nach Gronau pendeln.Mitte der 1950er Jahre lässt der Erfolg des Familienunternehmens im Zuge einer weltweiten Verlagerung der Textilindustrie in andere Regionen nach. Mehr und mehr Arbeitsplätze gehen verloren, bis das Unternehmen van Delden 1982 zusammenbricht.De broers Mathieu en Gerrit van Delden gelden als de oprichters van de textielindustrie in Gronau. In 1875 begint het werk in de spinnerij Gerrit van Delden. In de jaren 20 en 30 van de 20e eeuw wordt het de grootste spinnerij op het Europese continent. Het economische succes heeft een snelle stijging van de bevolking tot gevolg. Het inwonertal van Gronau neemt vanaf 1885 binnen 20 jaar met 120 procent toe. Dat is echter lang niet voldoende om het ontstane werk in de spinnerijen, weverijen en naaiateliers te bolwerken, zodat rond de eeuwwisseling ongeveer 3700 Nederlandse arbeiders uit de grensregio's naar Gronau pendelen.In het midden van de jaren 50 neemt het succes van het familiebedrijf af, als gevolg van een wereldwijde verplaatsing van de textielindustrie naar andere regio's. Meer en meer arbeidsplaatsen gaan verloren tot het bedrijf Van Delden in 1982 bezwijkt.
Reproduktion Stadtansicht Gronau, Stadtarchiv Gronau
Wahrzeichen der Stadt Gronau, der Wasserturm
Foto: Frank Schürmann
Morgensternsiedlung
Die Ansiedlung der Textilindustrie 1898 und die darauffolgende Stadtwerdung führen zu neuen Bauprojekten. Geplant für niederländische Arbeiter, nach dem ersten Weltkrieg auch für Familien aus Schlesien, dem Elsass und dem Ruhrgebiet, wird die Morgenstern- oder auch Hollandsiedlung vom Gronauer Architekten Greving in den 1920er Jahren entworfen.Die 1930 fertig gestellte Wohnanlage ist wegweisend in der Region. Sie bietet den Bewohner*innen ausreichend Wohnraum, helle Räume und kurze Wege. Ein bauliches Denkmal, das die wirtschaftliche Bedeutung Gronaus im frühen 20. Jahrhundert sowohl in kultureller als auch in sozialpolitischer Sicht belegt.De vestiging van de textielindustrie in 1898 en de daaropvolgende urbanisatie leiden tot nieuwe bouwprojecten. Gepland voor Nederlandse arbeiders, na de Eerste Wereldoorlog ook voor gezinnen uit Silezië, de Elzas en het Roergebied, wordt de Morgenstern- ,ook wel Hollandsiedlung genoemd, door de Gronause architect Greving in de jaren 20 ontworpen.Het in 1930 voltooide wooncomplex is richtinggevend in de regio. Het biedt de bewoners voldoende woonruimte, lichte ruimtes en korte routes. Een bouwkundig monument dat de economische betekenis van Gronau in het begin van de 20e eeuw zowel vanuit cultureel als vanuit sociaal-politiek standpunt documenteert.Foto: Thomas Mania
Kultursponsoren Familie van Delden
Die Familie van Delden sieht sich auch als Kulturförderer. Die Nachkommen der Brüder Mathieu und Gerrit prägen daher auch das kulturelle Geschehen. Sie gründen die für die damalige Zeit üblichen Clubs, in denen die vornehme Gesellschaft sich zu Lesungen, Konzert- und Chorveranstaltungen trifft.Aktiv nehmen die Familienmitglieder als Schauspieler oder Musiker teil und unterstützen Kulturprojekte mit hohen Summen. Dazu zählt auch die Inszenierung der Operette Insel der Träume, des Schwiegersohn Hendrik van Deldens, Joachim von Ostau.Die Fabrikanten van Delden tragen außerdem für die kulturelle Bildung ihrer Belegschaft Sorge. So zeichnen sie bereits in den 1920er Jahren für den Männergesangsverein verantwortlich und sind an der Gründung des Städtischen Musikvereins beteiligt. Robert Vorstheim wird auch nach dem Krieg wieder von der Familie van Delden beschäftigt und mit der Gründung des Werkschors betraut.In den 1970er Jahren sponsort die Firma van Delden einen Musikpavillon für den Gronauer Stadtpark.De familie Van Delden ziet zichzelf ook als cultuurbeschermer. De nakomelingen van de broers Mathieu en Gerrit drukken daarom ook hun stempel op het culturele gebeuren. Zij richten de voor destijds gebruikelijke clubs op, waar de betere kringen elkaar ontmoeten bij lezingen, concerten en kooruitvoeringen.Actief nemen de familieleden deel als toneelspeler of musicus en ondersteunen muziekprojecten met hoge sommen. Daartoe behoort ook de enscenering van de operette Insel der Träume van de schoonzoon van Hendrik van Delden, Joachim von Ostau.De fabrikanten Van Delden zorgen bovendien voor de culturele vorming van hun personeel. Zo nemen ze al in de jaren 20 de verantwoordelijkheid op zich voor de mannenzangvereniging en spelen een rol bij de oprichting van de gemeentelijke muziekvereniging. Robert Vorstheim wordt ook na de oorlog weer door de familie Van Delden in dienst genomen en met de oprichting van het fabriekskoor belast.
Foto: van Delden-Chor, Sammlung Alfred Hagemann
Bahnuniform der deutschen Reichsbahn, ca. 1920er Jahre
Darstellung des Festsaals des Clubhauses der Gesellschaft Erholung, Stadtarchiv Gronau
Zigarettenbildchen von Richard Tauber, 1935er Jahre
